Ongeëvenaarde sfeer, tickets voor 10 euro én steeds professioneler: waarom deze Afrika Cup een nieuwe maatstaf wordt
In dit artikel:
Vanaf komende zondag begint in Marokko de 35e editie van de Afrika Cup. Het toernooi brengt de traditionele uitbundige sfeer terug — muziek, kleur en feest — maar wordt deze keer gepresenteerd als een professioneel evenement waarbij Marokko wil afrekenen met het oude beeld van amateurisme en gebrekkige organisatie. Dat beeld moet verdwijnen door stevige investeringen: moderne stadions (tot 75.000 plaatsen), verzorgde velden, nette kleedkamers en zelfs geavanceerde tv‑registratie met spider cams, aldus Westerlo‑coach Issame Charaï en commentator Gilles Mbiye‑Beya in Sporza Daily.
Marokko gebruikt het toernooi ook als proef voor het WK 2030, dat het mede organiseert. Tegelijkertijd groeit het prijzengeld (in totaal 32 miljoen dollar; 7 miljoen voor de winnaar) en neemt de sportieve waarde van Afrikaanse teams toe, wat zichtbaar wordt op Transfermarkt. Toch zijn er spanningen: de Afrika Cup werd verplaatst van zomer naar winter door een vernieuwd WK voor clubs, en sommige Europese clubs gaven spelers pas kort voor de start vrij. Mbiye‑Beya uitte kritiek op de prioriteiten van FIFA en waarschuwt dat beslissingen die het toernooi benadelen de opgebouwde waardering kunnen schaden.
De wedstrijdbeleving blijft echter bijzonder; Charaï omschrijft het als “muziek, kleur en plezier” en noemt de stadionatmosfeer constant. Voor journalisten en supporters is het toegankelijk: ticketprijzen zijn relatief laag (rond de 10 euro), en Belgische betrokkenheid — via coaches en spelers met banden naar België — verhoogt de interesse hier. Mbiye‑Beya reist ruim 3.000 km naar Tanger om Congo te steunen en het toernooi te volgen.
De Afrika Cup krijgt ook meer status doordat veel in Europa geboren spelers nu vroeg kiezen voor het land van hun roots (bijv. Bilal El Khannouss en Noah Sadiki). Tegelijkertijd blijven knelpunten bestaan: logistieke problemen, onveilige situaties en gebrek aan trainingsfaciliteiten bij sommige Afrikaanse bonden. Charaï en Mbiye‑Beya benadrukken daarom dat verdere professionalisering nodig is, met Marokko als voorbeeld. De groepsfase levert de top twee van elke groep plus de vier beste nummers drie op voor de achtste finales.