Sportbubbel en minder belastingen: wat maakt van Andorra de ideale uitvalsbasis voor een kwart van het Vuelta-peloton?
In dit artikel:
Tijdens deze Vuelta rijdt ongeveer een kwart van het Spaanse peloton praktisch in hun achtertuin: Andorra. De Pyreneeënministaat (467,6 km², bijna 82.000 inwoners) huisvest veel topspelers — onder wie Tom Pidcock, João Almeida, Chris Froome, Julian Alaphilippe, Sepp Kuss en Peter Sagan — die er een (gedeeltelijk) thuisbasis hebben. De aantrekkingskracht is tweeledig. Financieel biedt Andorra lage inkomensbelastingen (maximaal rond 10%) en verdragen tegen dubbele belasting, wat vergelijkbaar is met het model van Monaco. Tegelijk levert de plek sportieve voordelen: permanente hoogtestage tussen circa 900–2.000 meter, talloze cols, uitstekend onderhouden wegen en een klimaat met zo’n 300 zonuren per jaar maken het ideaal voor trainen.
Toch kun je niet zomaar verhuizen: sporters vallen vaak onder ‘passieve residentie’ en moeten minimaal 90 dagen per jaar aantonen in Andorra te verblijven, internationaal erkend zijn als atleet en bewijzen dat hun werkzaamheden financieel houdbaar zijn. Bovendien geldt dat minstens 85% van de werkactiviteiten buiten Andorra plaatsvindt — geen probleem voor renners. De combinatie van gunstige fiscaliteit, toptrainingsfaciliteiten en aangenaam weer verklaart waarom zoveel rennerstops en -bases rond Andorra geconcentreerd zijn; sinds dit jaar is er ook een eigen professionele wedstrijd, de Andorra Morabanc Clàssica.